Vanaf het station te Roermond is de Rome-route gemakkelijk te vinden. En we zijn nauwelijks op weg of een fietser roept ons vragend toe: ‘Waar gaat de reis heen?’ ‘Venetië’ roepen we, waarna de vraagsteller bijna van zijn fiets valt van verbazing. Het zal niet de laatste keer zijn dat ons dit wordt gevraagd, en het antwoord leidt vrijwel steeds tot dezelfde reactie: verbazing, gemengd met bewondering en een vermoeden van lichte gekte.
Omdat we in Castricum op de trein stapten vertrokken we pas om half een uit Roermond. Zo was dit eerste stukje van onze route – het is maar 62 kilometer – vooral om er in te komen. Het is volkomen vlak – nou ja, een heuveltje van 15 meter – fietsen langs de vriendelijk kabbelende Roer. Om onduidelijke redenen komen we alsmaar vanzelf op het ‘asfalt-alternatief’ in plaats van op de leukere gravelweg langs het riviertje, maar uiteindelijk maakt het weinig uit. Bij Jülich is een camping naast een soort pretpark, waar je geen last van hebt. Er staan allemaal campers, maar enigszins verstopt blijkt er ook een gedeelte met trekkerstentjes. Het terrein is vrijwel schaduwloos en de grond is keihard. In Jülich zelf kan je voor het eerst op deze reis kennismaken met het fenomeen van de Duitse reuzenschnitzel.