Langzamerhand begint het ons op te vallen, dat er wel heel weinig opvallends op deze tocht te ontdekken valt. Het landschap waar we gestaag doorheen fietsen vertoont een hardnekkige uniformiteit, zodat de oversteek van de Weser per gerieflijke punt bijna als een hachelijk avontuur gaat aanvoelen. Aan de overkant van de niet al te brede rivier is een camping, maar die blijkt vol stacaravans die allemaal onbewoond zijn, wat in het regenachtige weer een bijzonder trieste indruk maakt. We besluiten daarom door te fietsen en vinden bij Diese een bord met verwijzing naar een B&B. Die blijkt zo’n vijf kilometer uit de route te zijn en behoorlijk verborgen ver van de weg te liggen. Maar we vinden hem toch – maar dan blijkt ok deze B&B geheel verlaten. Maar niet getreurd en doorgefietst naar de camping ‘Am Silbersee’ waarvan de naam alleen al ons een prettig gevoel geeft. Helaas, deze camping blijkt buiten dienst, en gebruikt te worden als opvangplaats voor vluchtelingen. Hoe sympatiek deze bestemming ook is, wij hebben nu honderd kilometer gefietst en staan na weer kilometers terugfietsen enigzins radeloos aan de wegkant.
Dan volgt gelukkig de verlossing, die ons weer sterkt in de overtuiging dat Duitsers aardige en gastvrije mensen zijn (‘Wir schaffen das’, dus ook voor ons!): een passerende boerin ziet ons, stapt uit, gaat bellen, en regelt een onderkomen bij haar buurvrouw, in een grote koeienboerderij. Gezellig plaudern, gauw klaargemaakt penne eten, het kan allemaal niet op. Prima dagje, toch.