Na een rustige nacht, ontbijt en koffie vertrekken we richting het noorden, want we willen ergens aan het Noordhollandsch Kanaal gaan liggen. Je kan daar komen via de uiterste noordwesthoek van het Alkmaardermeer, of via de noordoostelijke kant. In beide gevallen passeer je dan als eerste, richting Purmerend, de Kogerpolderbrug (als je tenminste niet richting Alkmaar vaart). Die is 4.70 m hoog dus daar kunnen we met gestreken bezaanmast gemakkelijk onderdoor.
Het Noordhollandsch Kanaal dat in 1824 in gebruik werd genomen, heeft een lange en niet erg succesvolle geschiedenis. Want hoewel er eerst aardig wat schepen gebruik van maakten, werd het al spoedig te klein voor de groeiende schepen; in 1876 werd het Noordzeekanaal in gebruik genomen, zodat het Noordhollandsch Kanaal vanaf die tijd eigenlijk overbodig was geworden.
Dat neemt niet weg, dat het tegenwoordig een bijzonder prettig vaarwater is. Met name het deel tussen Alkmaar en Amsterdam is fraai: licht kronkelend, mooie boerderijen langs de kant, bloemige bermen en verder bijzonder rustig.
We wisten dat er mooie ligplaatsen zijn in West- en Oostgraftdijk, ongeveer vijf kilometer na de Kogerpolderbrug. Maar toen we in Westgraftdijk wilden aanleggen, kwam er een echtpaar uit de nabijgelegen woning gestormd om ons te vertellen dat verblijf aan de kade daar verboden zou zijn. Dat leek ons echte onzin, zelfs in deze coronatijden, maar omdat we geen zin in discussies hierover hadden voeren we nog even verder. En daar, in Oostgraftdijk vonden we aan de kade natuurlijk gewoon een mooie plaats.
Er is daar geen sanitair, geen elektriciteit en geen watertappunt, maar je ligt er prima. En het is leuk wandelen en rondkijken in het echt wel schattige dorpje met zijn huisjes, zijn kerkje, zijn kinderspeelplaatsje en zijn (gesloten) cafeetje.